Wat ligt aan de basis van effectief leesonderwijs?

Uitgaan van leesdoelen

In je leesonderwijs is het belangrijk om uit te gaan van een leesdoel om zo het lezen betekenis te geven. Hoe meer deze authentieke, levensechte doelen centraal staan, hoe betekenisvoller en motiverender je leesonderwijs wordt. Bespreek altijd met je klas: waarom wil je deze tekst of dit boek met ze gaan lezen. Is dat omdat jullie iets te weten willen komen? Of om iets te leren, te ontdekken of te genieten van een verhaal? Het gaat hier dus niet om het aanleren van deelvaardigheden als ‘leesdoel’.

Uitgaan van een leesdoel maakt dat je ook anders naar de teksten die je gebruikt gaat kijken en dat je andere opdrachten geeft. De opdrachten staan in het teken van authentieke leesdoelen. Leerlingen leren dat als ze meer over iets willen weten of zich willen inleven in een boek, ze goed moeten kunnen lezen en zich moeten verdiepen in een tekst. Dat ze woorden die ze niet kennen moeten opzoeken. En dat ze soms een tekst terzijde mogen leggen als die te moeilijk of niet relevant is voor wat ze zoeken.

Jongen die een leesboek omhoog houdt om het te laten zien aan een ander die niet in beeld is.

Werken in samenhang

Betekenisvol leesonderwijs betekent ook dat je de verschillende ingrediënten van tekstbegrip zoveel mogelijk in samenhang aanleert. Zo leren leerlingen geen losse vaardigheden waarvan ze soms niet weten waartoe ze dienen, maar leren ze dat ze al deze vaardigheden nodig hebben om hun leesdoelen te bereiken.

Je onderwijs wordt bovendien betekenisvoller als je langere tijd werkt aan eenzelfde thema. Leerlingen kunnen zich dan echt in de inhoud verdiepen en kunnen daardoor ook moeilijkere teksten aan. Ze verwerven immers steeds meer achtergrondkennis en dat vergroot het tekstbegrip. 

Langere tijd werken rond een rijk thema is lastiger als je met (lees)methodes werkt, maar zeker niet onmogelijk. Je kunt een methodetekst bijvoorbeeld verbreden door er actuele teksten over hetzelfde thema bij te zoeken. Dit kun je steeds verder uitbreiden. Uiteindelijk kun je dan, los van de methode, kiezen voor een geïntegreerde aanpak waarbij je aan de hand van een rijk, vakoverstijgend thema en rijke teksten werkt aan leesbegrip en kennisopbouw.

Rijke teksten gebruiken

Veel (methode)teksten in het lees- of zaakvakonderwijs zijn vereenvoudigd en toegesneden op schoolse toepassingen. Het idee is dat ze zo voor leerlingen makkelijker te begrijpen zijn, maar vaak werken ze juist averechts. Leerlingen moeten harder werken om de informatie te verbinden aan hun achtergrondkennis. De teksten bieden ook minder kansen voor de ontwikkeling van kennis en woordenschat. Bovendien komen ze buiten school zelden dit soort teksten tegen, waardoor ze niet leren hoe ze met ‘echte’ teksten moeten omgaan.

Daarom is het belangrijk om zoveel mogelijk rijke teksten te gebruiken. Dit zijn goed geschreven, uitdagende teksten die in taal en thematiek iets te bieden hebben. Vanaf groep 1 kun je leerlingen hiermee al in aanraking brengen door voor te lezen.

Rijke teksten om in de klas te gebruiken kun je ook digitaal vinden. Denk aan digitale versies van teksten op papier, zoals de digitale krant of e-boeken. Daarnaast zijn er digitale teksten met multimediale extra’s, zoals hyperlinks, geluidsfragmenten en video’s. Sommige leerlingen vinden het aantrekkelijker om digitale teksten of boeken te lezen. 

Group Tip
Wil je meer weten over het gebruik van digitale teksten met multimediale extra’s voor het ontwikkelen van tekstbegrip bij jouw leerlingen? Lees dan het artikel begrijpend lezen van hypermedia (Segers, 2016).

Modeling en scaffolding

Als leraar en ervaren lezer ben jij het rolmodel voor je leerlingen. Bij modeling doe je voor hoe je betekenis geeft aan een bepaalde tekstpassage. Je vertelt hardop wat je doet als je iets niet begrijpt (bijvoorbeeld een stukje teruglezen of een woordbetekenis opzoeken) of hoe het gelezene aansluit bij wat je al weet.

Dit doe je telkens wanneer je met de klas een tekst onder handen hebt, zoals tijdens het voorlezen of het samen lezen van een tekst rondom een thema. Daarbij bouw je je eigen voorbeeldrol geleidelijk af en daag je leerlingen uit zelf een tekst te duiden: wat zou helpen om te begrijpen wat dit woord betekent of om te achterhalen wat de schrijver hier bedoelt?

Deze opbouw van veel naar geen begeleiding en van eenvoudige naar steeds complexere teksten is scaffolding. Je bouwt steigers (scaffolds) om leerlingen te helpen en breekt die weer af als ze het zelfstandig kunnen. Met feedback en samen reflecteren op het leesproces help je hen vooruit: wat deed je om de tekst te begrijpen? Hielp dat? Wat zou je een volgende keer anders kunnen doen? Waardoor kwam het dat je de tekst moeilijk vond? Miste je bijvoorbeeld kennis of stonden er te veel onbekende woorden in? Zo leren leerlingen al doende wat er nodig is voor tekstbegrip. 

Scaffolding betekent ook dat je leerlingen geleidelijk voorbereidt op complexere teksten. Het helpt bijvoorbeeld om voorkennis over het onderwerp van zo’n complexe tekst op te bouwen. Dat kan door een voorgesprek, door leerlingen te laten kijken naar een filmpje over het onderwerp of door eenvoudigere teksten over het onderwerp te laten lezen. Door langer te lezen rondom een (betekenisvol) thema leren leerlingen zo om steeds moeilijkere teksten te begrijpen.

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte en ontvang de nieuwsbrief van lezeninhetpo.nl