Waar let je op bij het monitoren van woordenschat?
Bij het monitoren van de woordenschat moet je op diverse zaken letten: hoeveel woorden kennen de leerlingen (breedte), hoeveel weten ze van een woord (diepte), welke betekenisrelaties kunnen ze leggen en hoe goed zetten ze strategieën in bij het achterhalen van een woordbetekenis? Daarnaast is er onderscheid tussen het begrijpen van woorden (receptie) en gebruiken van woorden (productief).
Denk ook na over hoe je de woordenschat van leerlingen in je onderwijs monitort en evalueert: met welke woorden, met welk doel, bij welke leerlingen en op welk moment? Geven de activiteiten in de les voldoende informatie om zicht te krijgen op welk niveau de leerlingen de woorden bij het thema beheersen?
Woordkennis toetsen
Om te zien of jouw onderwijs effect heeft gehad en leerlingen zich nieuwe woorden eigen hebben gemaakt, kies je bij het evalueren woorden uit jouw lesinhoud en uit de gelezen teksten. Om te controleren of leerlingen zich deze woorden eigen hebben gemaakt, kun je vaak dezelfde activiteiten inzetten als waarmee de woorden aangeboden en behandeld zijn. In principe zijn alle consolideeropdrachten in te zetten als controleopdrachten zodra de woorden zijn weggehaald van de woordmuur. De keuze van je manier van evalueren moet passen bij het (gewenste) niveau van kennis. (zie viertakt).
Om te zien of het woordkennisniveau van jouw leerlingen vergeleken met andere leerlingen op orde is, neem je een formele toets af.